-Huisvesting-

Ezeltjes hou je altijd samen. Ezels zijn groepsdieren en zijn pas helemaal gelukkig als ze met minimaal 1 soortgenoot samen leven. Ze begrijpen elkaars lichaamstaal. Een ander dier zoals een geit, schaap of pony voldoen niet. Ezels moeten altijd een soortgenootje hebben als maatje. En dan kunnen ze wel samen staan met andere dieren, mits dit goed begeleid wordt en als de kleinere dieren een mogelijkheid hebben om te vluchten naar een plek waar de ezels niet kunnen komen. 

 

 

Ezels hebben altijd een stal nodig, die minstens aan 3 kanten dicht is. Ze hebben wel een dikke vacht, maar deze wordt gemakkelijk helemaal nat en beschermt ze niet tegen de kou. Schapen bijvoorbeeld, die hebben een dikke vacht die ervoor zorgt dat ze op hun huid niet nat worden waardoor ze altijd een waterdichte bontjas aanhebben. Dat is bij ezeltjes helaas anders omdat ze van nature niet in ons klimaat voorkomen. Daarom moeten wij hun beschermen tegen de regen en de kou. Dat doe je het beste door een goede stal te bouwen met een verhard gedeelte ervoor. Anders lopen ze in de herfst en de winter alles kapot en veranderd het in een modderpoel. Dit is geen gezellig gezicht en vooral erg slecht voor hun hoeven. Deze zijn dan continue nat en vies en hierdoor kunnen hoefproblemen zoals rotstraal en white line disease ontstaan. Hierover vertel ik meer onder het kopje verzorging. 

 

Voor twee mini ezeltjes heb je minimaal 800m2 aan leefoppervlakte nodig. Meer is altijd beter. Deze oppervlakte kan het beste bestaan uit een stal, een gedeelte bestraat, een stuk zand en een stuk grasland. Ezels mogen niet onbeperkt op het gras omdat ze daar te dik van worden, vandaar dat het in de praktijk erg prettig is om ook een groot leefgebied te hebben voor als ze niet op het gras staan. Zeker in de winter hebben de ezels en jij hier erg veel profijt van. 

Ook een gedeelte met zand waarderen de ezeltjes erg. Hier kunnen ze lekker rennen, wat graven, een zandbad nemen door lekker te rollen, en met mooi weer zullen ze er ook graag in liggen te slapen. 

De stal

Houdt voor de stal per ezel minimaal 2,5 bij 2,5 meter aan. De stal moet aan 3 kanten dicht zijn, met het liefste een deur erin zodat je ze ook eens op kan sluiten als de dierenarts, hoefsmid of tandenarts komt. Dit maakt het een stuk makkelijker. Zorg dat de stal niet tocht, maar dat er wel voldoende ventilatie is.

Zorg dat de stal altijd schoon is. Dit lijkt veel werk, maar ezels zijn van nature hele schone dieren. Vaak zijn ze dan ook  zindelijk te krijgen. Als je in de ochtend de natte plekken en de mestballen verwijderd en in de avond nog een keer de mestballen, en steeds als je dat gedaan hebt, een paar mestballen in de gewenste mesthoek neerlegt, dan gaan ze vaak na verloop van tijd in die hoek mesten. En dan is het heel weinig moeite om die ene hoek leeg te scheppen. Hierdoor lopen ze minder door de mest heen, wat weer erg goed is voor de hoeven. 

Wij gebruiken gehakseld koolzaadstro voor de hoeken van de stal waar ze mesten en plassen. Andere mogelijke bodembedekkers zijn vlas en zaagsel. Wij hebben echter de voorkeur voor koolzaadstro omdat dit het minste kans op verstopping geeft, mochten ze er wat van eten. Voor de rest van de bodembedekking gebruiken wij stro. Lekker zacht om op te liggen en goed om de nacht door te komen doordat ze dan altijd wat hebben om op te knabbelen.

Zorg dat er geen scherpe uitsteeksels in de stal aanwezig zijn waar de ezeltjes zich aan kunnen verwonden. In hun stoeipartijen kan zoiets makkelijk gebeuren. Of als ze jeuk hebben kunnen ze zich daar te enthousiast aan schuren wat kan resulteren in wondjes.

 

 

Het weiland

De soort wei waar de ezeltjes op staan bepaald eigenlijk hoe vaak en hoelang de ezeltjes erop mogen. Heb je een rijke wei met veel lang rijk gras, dan is het beter om ze er korter op te zetten. Een paar uur per dag, bijvoorbeeld 2 keer per dag 2 uur lang. Een alternatief is strookbegrazing. Dus elke dag een nieuw stukje gras erbij afzetten. Het nadeel daarvan is dat ze niet lekker het hele weiland hebben om te ravotten. Maar ze kunnen wel weer veel langer op het gras. Maar heb je een karige wei met kort arm gras, dan kunnen ze daar veel langer op staan. Houdt altijd de conditie van de ezeltjes in de gaten, hier kun je snel genoeg aan zien en dat ze te lang of te kort op het gras staan. Heb je een hele karige wei, kan het zelfs nodig zijn om hooi en of muesli bij te voeren. 

 

De omheining van het weiland kun je het beste stevig maken en minimaal 1 meter hoog. Als er honden bij kunnen, liever wat hoger om te voorkomen dat ze eroverheen springen naar de ezeltjes. Ezels die niet gewend zijn aan honden kunnen behoorlijk hard trappen. Gebruik voor de omheining geen robinia/acacia palen. Deze zijn giftig voor ezels.

Zorg dat de wei vrij is van giftige planten, zoals hieronder; jacobskruiskruid, hondsdraf, boterbloem en biggenkruid. Door op download te klikken krijg je een lijst van de giftige planten, struiken, hagen en bomen.

Lijst van giftige planten, struiken, hagen en bomen.